Jij kunt veel meer verschillende soorten groente eten dan je oma, toen zij klein was. Hoe komt dat?
Toen oma klein was, hadden de mensen minder geld.
Toen oma klein was, aten de mensen de groenten die op dat moment op het land stonden en klaar waren om te eten. Nu kweken we groenten in kassen, of het wordt ingevoerd uit andere landen.
Oma hield daar niet zo van.
Tegenwoordig groeit alles het hele jaar. Dat komt door de genetische manipulatie.
Welke maaltijd is het gezondst?
Gebraden kip, rijst en sla. Yoghurt als toetje.
Gebraden kip, patat en appelmoes. Chocoladevla als toetje.
Gebakken aardappels, kipnuggets en boontjes. IJs als toetje.
Rijst, kippenpootjes en pindasaus. Smulpudding als toetje.
Welke voedingsstoffen moet je elke dag binnenkrijgen, en waaom?
Eiwitten: dit zijn bouwstoffen. Koolhydraten: dit zijn brandstoffen. Vetten: dit zijn ook brandstoffen.
Eiwitten: dit zijn brandstoffen. Koolhydraten: dit zijn bouwstoffen.
Vetten: die geven energie. Koolhydraten en eiwitten: dit zijn bouwstoffen.
Eiwitten: dit zijn bouwstoffen. Koolhydraten: dit zijn brandstoffen. Vetten: alleen in de winter, als het erg koud is.
Wat heb je, behalve voedingsstoffen, nog meer nodig, en waarom?
Vitaminen: beschermen je tegen ziekten. Mineralen: beschermen je tegen ziekten en zijn nodig voor sterke botten. Vezels: zorgen voor een goede darmwerking: dan kun je goed poepen.
Vitaminen: beschermen je tegen ziekten. Mineralen: voor mooi haar en witte tanden. Vezels: om je vol te voelen, anders eet je te veel.
Vitaminen: voor gezonde en sterke botten. Mineralen: voor een lekkere smaak. Vezels: voor een goede spijsvertering.
Vitaminen: beschermen je tegen ziekten. Mineralen: beschermen je tegen ziekten en zijn nodig voor sterke botten.
Waarin zitten de verschillende voedingsstoffen?
Eiwitten: in vlees, melk en peulvruchten (bonen). Koolhydraten: in brood, aardappels, pasta en rijst. Vetten: boter, olie, vlees en kaas.
Eiwitten: in vlees, brood en peulvruchten (bonen). Koolhydraten: in brood, aardappels, vlees en vis. Vetten: boter, olie, vlees en kaas.
Eiwitten: in vlees, melk en peulvruchten (bonen). Koolhydraten: in brood, aardappels, pasta en rijst. Vetten: boter, olie, vlees en groente.
Eiwitten: in vlees, melk en peulvruchten (bonen). Koolhydraten: in vlees, aardappels, groente en jus. Vetten: boter, olie, vlees en kaas.
Waar vind je vitamines, mineralen en vezels?
Vitaminen: in groente, fruit, volkorenbrood, kaas en vis. Mineralen: in vlees, groente en melk. Vezels: in rauwkost en volkorenbrood.
Vitaminen: in groente, fruit, volkorenbrood, kaas en vis. Mineralen: in rauwkost en volkorenbrood. Vezels:in vlees, groente en melk.
Vitaminen: in groente, fruit, volkorenbrood, kaas en snoep. Mineralen: in vlees, groente en melk. Vezels: in rauwkost en witbrood.
Vitaminen: in pillen en drankjes. Mineralen: in vlees, groente en melk. Vezels: in rauwkost en volkorenbrood.
Wat zijn drie goede redenen om op dieet te gaan?
Je bent allergisch voor melk. Je bent veel te dik. Je bent vegetariër.
Je houdt niet van aardappels. Je bent veel te dik. Je bent allergisch voor tarwe.
Je bent allergisch voor eiwit. Je krijgt jeukbultjes van aardbeien. Je vind vlees niet zo lekker.
Je hebt suikerziekte. Je bent allergisch voor koemelk. Je wilt de slankste meid of jongen van de school zijn.
Je hebt "suiker" en "suikers". Wat is het verschil?
"Suiker" doe je in de thee en de koffie. Het is lekker, maar niet gezond. "Suikers" is een ander woord voor koolhydraten. Brandstoffen die energie geven. Dat is dus wel gezond.
"Suiker" is een klein schepje. "Suikers" een grote schep.
"Suiker" is wit en korrelig. "Suikers" zijn b.v. bruine suiker of basterdsuiker.
Er is geen verschil.
Wat stellen de vier vakken in dit plaatje voor:
Dit moet je elke dag allemaal eten.
Als je bij elke maaltijd iets uit elk vak eet, weet je dat je gezond eet.
Eén van is voor het ontbijt, één voor de lunch, één voor het avondeten en één voor tussendoortjes.
Als je voor iets allergisch bent, ben je allergisch voor het hele vak.