Verleden tijd, wat is de juiste spelling?
Quiz
gonzen: de bijen ......
- gonzden
- gonzten
- gonsden
- gonsten
grazen, de koeien .........
- graazden
- graasten
- graazten
- graasden
beloven, ik ...........
- beloovde
- beloofte
- beloovte
- beloofde
niezen, mijn broertje .........
- niezde
- niezte
- niesde
- nieste
overleven, de drenkelingen
- overleevden
- overleevten
- overleefden
- overleeften
verhuizen, jullie .......
- verhuizden
- verhuizten
- verhuisden
- verhuisten
proeven, jij ..........
- proevde
- proevte
- proefde
- proefte
schroeven, de timmerman ........
- schroevde
- schroevte
- schroefde
- schroefte
plonzen, de vis .......
- plonzde
- plonzte
- plonsde
- plonste
turven, de politie .......
- handhaafde
- handhaafte
- handhaavde
- handhaavte