Welk woord past in de zin?

Wat past?

Hij heeft veel avonturen ...........
Hij ............. veel avonturen.
Mijn vriendin ............... naar Enschede.
Mijn vriendin is naar Enschede ....................
De kleine jongen .............. zijn moeder.
De kleine jongen heeft zijn moeder ..............
Jij ..................... van alles, maar je houdt je beloften nooit.
Dat heb ik je nooit .............
Wat raar, dat ............... me heel erg.
Wat raar, ik ben erg .............