werkwoordpakket 2a en 2b door elkaar


Vul de juiste persoonsvormen in.
Bij sommige woorden kun je hulp krijgen: klik daarvoor op de knop met het sterretje.
Vul de juiste persoonsvorm in in de tegenwoordige tijd:

barsten: De kopjes door de hete thee.
slachten: De slager de koe.
besteden: Ik veel tijd aan mijn huiswerk.
baden: Dagobert Duck in zijn geld.
hechten: De arts de wond.
schatten: Ik het antwoord op die som.
verbranden: Wij de afgezaagde takken.
leiden: Jullie de groep naar huis.

En nu in de verleden tijd:

barsten: De kopjes door de hete thee.
slachten: De slager de koe.
besteden: Ik veel tijd aan mijn huiswerk.
baden: Dagobert Duck in zijn geld.
hechten: De arts de wond.
schatten: Ik het antwoord op die som.
verbranden: Wij de afgezaagde takken.
leiden: Jullie de groep naar huis.

Vul nu een persoonsvorm en een voltooid deelwoord in:

barsten: De kopjes door de hete thee .
slachten: De slager de koe .
besteden: Ik veel tijd aan mijn huiswerk.
baden: Dagobert Duck in zijn geld .
hechten: De arts de wond .
schatten: Ik het antwoord op die som .
verbranden: Wij de afgezaagde takken .
leiden: Jullie de groep naar huis .