Index
Vul de goede werkwoordsvorm in.
Vul de tegenwoordige tijd in.
deelnemen: Vijfentwintig leerlingen
aan de voorleeswedstrijd.
bewijzen: De polie
dat de gearresteerde man de inbreker is.
aangeven: Klaas
zijn vader de hamer
.
opzoeken: Jij
de verloren jas
.
opschrijven: De meester
de moeilijke woorden
.
onderbreken: Wij
de uitzending voor een belangrijk bericht.
toegeven: De man
dat hij de inbraak heeft gepleegd.
binnenkomen: Sinterklaas
onder luid gejuich van de kinderen de school
.
overdrijven: Zij
de ruzie vreselijk.
vertrekken: De familie
morgen heel vroeg.
Vul nu de verleden tijd in:
deelnemen: Vijfentwintig leerlingen
aan de voorleeswedstrijd.
bewijzen: De polie
dat de gearresteerde man de inbreker is.
aangeven: Klaas
zijn vader de hamer
.
opzoeken: Jij
de verloren jas
.
opschrijven: De meester
de moeilijke woorden
.
onderbreken: Wij
de uitzending voor een belangrijk bericht.
toegeven: De man
dat hij de inbraak heeft gepleegd.
binnenkomen: Sinterklaas
onder luid gejuich van de kinderen de school
.
overdrijven: Zij
de ruzie vreselijk.
vertrekken: De familie
vanmorgen heel vroeg.
Vul nu een voltooid deelwoord in:
deelnemen: Vijfentwintig leerlingen hebben
aan de voorleeswedstrijd.
bewijzen: De polie heeft
dat de gearresteerde man de inbreker is.
aangeven: Klaas heeft zijn vader de hamer
.
opzoeken: Jij hebt de verloren jas
.
opschrijven: De meester heeft de moeilijke woorden
.
onderbreken: Wij hebben de uitzending
voor een belangrijk bericht.
toegeven: De man heeft
dat hij de inbraak heeft gepleegd.
binnenkomen: Sinterklaas is onder luid gejuich van de kinderen de school
.
overdrijven: Zij heeft de ruzie vreselijk
.
vertrekken: De familie is vanmorgen heel vroeg
.
KIJK NA
OK
Index