Van bedrijvende naar lijdende vorm.


Zet de zinnen in de lijdende vorm.
Gebruik een vorm van worden en het woordje door.
Denk aan de hoofdletters en de punten.
Jij leert de les goed.


Alle kinderen maken de oefeningen.


Koen ruimt de kamer op.


De agenten arresteren de dief


De omvallende boom vernielt het dak van de schuur.