Index
Vul de goede vorm van het werkwoord in.
Vul eerst de tegenwoordige tijd in, en daarna de verleden tijd.
blozen:
Jij
van verlegenheid.
Jij
van verlegenheid.
beloven:
Jullie
om lief te zijn.
Jullie
om lief te zijn.
draven:
Het paard
door de wei.
Het paard
door de wei.
verhuizen:
Mijn oom en tante
naar Enschede.
Mijn oom en tante
naar Enschede.
niezen:
De baby
.
De baby
.
hoeven:
Dat
niet.
Dat
niet.
verven:
De schilders
de deur.
De schilders
de deur.
reizen:
Mijn oma en opa
naar Amerika.
Mijn oma en opa
naar Amerika.
leven:
In dat bos
wilde zwijnen.
In dat bos
wilde zwijnen.
KIJK NA
OK
Index