De PV in een zin.


Vul de persoonsvorm in. Eerst in de tegenwoordige tijd en daarna in de verleden tijd.
Kies uit de volgende werkwoorden:
landen, verbazen, handhaven, slikken, planten, rekenen.
tegenwoordige tijd:
Wij erop dat je morgen komt.
Het me dat je al zo vroeg uit bed bent.
De politie de orde in de stad.
De patiënt het vieze drankje zonder mopperen door.
De vliegtuigen op de nieuwe landingsbaan.
De tuinder de nieuwe bomen in de tuin.

verleden tijd:
Wij erop dat je morgen komt.
Het me dat je al zo vroeg uit bed bent.
De politie de orde in de stad.
De patiënt het vieze drankje zonder mopperen door.
De vliegtuigen op de nieuwe landingsbaan.
De tuinder de nieuwe bomen in de tuin.