Enkelvoud en meervoud.


Lees de zinnen goed.
Zet de zinnen van enkelvoud in meervoud of andersom.
Let op: de tijd mag je niet veranderen!
De kinderen renden over het plein.


Jij niest heel erg vaak.


In mijn tuin leven veel vogels.


Waarom schopten jullie tegen de deur?


Ik kleed me snel om.


De obers begroetten mij vriendelijk.