Tegenwoordige tijd en verleden tijd.


Vul steeds in: de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.
BV: roepen - hij roept - hij riep
bedriegen - hij - hij
blinken - goud - goud
ontwerpen - hij - hij
steken - hij - hij
gelden - het - het
laten - hij - hij
schieten - hij - hij
blazen - hij - hij
schuiven - hij - hij
graven - hij - hij
kunnen - hij - hij
zeggen - hij - hij
zijn - hij - hij
zullen - hij - hij
zoeken - hij - hij